Hoog aan de Wind:
een ode aan Fish





Op dit moment lees ik de verhalenbundel ‘Hoog aan de Wind’ van één van de beste Nederlandse schrijvers van dit moment: Thomas Rosenboom. Hij kiest in zijn fenomenale boeken vaak voor sleutelfiguren die volgens de boekflap “hoog aan de wind lopen en hun doel blijven nastreven ondanks tegenkrachten”. Al lezende doemde Fish op mijn netvlies op. Eén van mijn favoriete progressieve muzikanten en een mens dat hoog aan de wind loopt. Hij heeft het soort karakter dat mij aanspreekt: recht door zee, direct en duidelijk, geen gemarchandeer. Zoals het een goede Schot betaamt. En daar maak je, zo weet ik uit eigen ervaring, niet altijd vrienden mee. Veel mensen kunnen daar niet mee omgaan. Die prefereren vaagheid, ‘gepolder’ en omzichtig gemanoeuvreer om zich na enige tijd af te vragen of daar toch niet iets achter zat. En gaan vervolgens aan de wandel en aan de haal met hun eigen interpretaties, kiezen ervoor de ander thuis mokkend achter de geraniums te veroordelen en het vooral niet met de persoon in kwestie te bespreken en voor je het weet zie je ze nooit meer. Wellicht maar beter ook. Zo af en toe een naam schrappen uit het adresboek dat kan absoluut geen kwaad.
Derek W. Dick heeft in zijn inmiddels respectabele carrière veel tegenkrachten ontmoet: bobo’s van platenmaatschappijen, dubieuze managers, de media die zijn solo-albums steeds maar weer en onrechtvaardig vergeleken met het tijdperk ‘Marillion’, privébesognes en ‘last but not least’ een laatste tegenkracht: zichzelf. Want Fish maakte het zichzelf ook niet altijd even gemakkelijk door te groots opgezette shows en uitbundig uitgedoste releases die hij zich met een weliswaar respectabele maar toch altijd nog bescheiden schare fans – zo zit de progscene nu eenmaal in elkaar - per saldo niet kon permitteren. Op die momenten schoot zijn vasthoudendheid waarschijnlijk door in de valkuil ‘drammen’ en was er niemand die hem kon intomen. In die periodes zal hij vast ook wat namen in zijn adresboek hebben doorgekrast. Maar hij liet zich er niet door uit het muzikale veld slaan: met veel doorzettingsvermogen op zijn eigen koers met als kompas zijn begenadigde en niet aflatende talent als componist, muzikant en ideeënbus. En natuurlijk gesteund door een ‘pool’ van medemuzikanten die hem door alle jaren heen wèl trouw bleven en ’s mans assertiviteit prima aan konden en kunnen zoals Frank Usher, Tony Turrell, Mickey Simmonds en niet te vergeten hoesontwerper Mark Wilkinson, zijn ‘all time’ kompaan.
Wat een geluk dat Fish de kwaliteit ‘vasthoudendheid’ bezit; anders hadden we al die prachtige solowerken moeten missen. Natuurlijk zitten er ook mindere albums in zijn solocatalogus en de meeste album bevatten wel een mindere track, niet altijd even consistent zoals u wilt, maar wat te denken van:

het gehele solodebuut ‘Vigil in a Wilderniss of Mirrors’ (1989), een progklassieker;

de drie tracks van ‘Suits’ (1994) die ik altijd tezamen draai: ‘MR 1470’, ‘Lady Let It Lie’ en ‘Emperor’s Song’;

het indrukwekkende en vijfentwintig minuten durende ‘The Plague of Ghosts’ van ‘Raingods with Zippos’ (1999) dat verder ook een prima album is;

de tracks ‘3D’, ‘The Pilgrim’s Address’ en ‘Clock Moves Sideways’ van ‘Fellini Days’ (2001);

‘The Field’ en ‘Innocent Party’ van het in mijn ogen onderschatte ‘Field of Crows’ (2003);

en natuurlijk zijn meest recente project te weten de succesvolle ‘20th Anniversary Tour of Misplaced Childhood’ getiteld ‘Return to Childhood’ (2006) met prima live-opnames en een moedige terugkeer naar het mooie maar voor Fish enigszins bezwaarde verleden dat Marillion heet.

Fish. Hoog aan de Wind. Mijn handlanger, ‘partner in crime’. Ik hoop dat hij nog veel prachtig werk zal afscheiden, al vraag ik mij af hoe lang hij het vol zal houden. Ook Fish zal ooit weleens moe worden van het steeds maar weer moeten weerstaan van tegenkrachten ….
JoJo