Soft Machine – Third (1970)

Label: Sony/BMG
Bandsite:
http://calyx.club.fr/softmachine/
Duur: 76:07 + 38:35
Reviewer: Henk Vermeulen
Waardering:
(max.score JoJo’s)

Waarom een recensie van een plaat die in 1970 voor het eerst uitkwam? Ten eerste staat ‘Third’ bij mij al 38 jaar bovenaan de lijst met beste albums aller tijden. Ik laat dan ook geen gelegenheid onbenut dat uit te leggen. Daarnaast is het album in 2007 geremasterd uitgebracht met een subliem geluid vergeleken met de oude stoffige opnames. Wellicht haal ik een categorie muziekliefhebbers over om deze nieuwe uitgave alsnog aan te schaffen nadat zij eerder door de slechte geluidskwaliteit waren afge- haakt. En ‘Third’ mag niet ontbreken in de lijst legendarische klassieke albums die op ProgLogAFTERglow werden gerecenseerd.
Met de weinig originele titel ‘Third’ bracht de uit Canterbury afkomstige groep Soft Machine in juni 1970 haar derde album uit. Het was het eerste dubbelalbum van de band die voortaan zonder het lidwoord ‘The’ door het leven zou gaan. De vaste bezetting bestaande uit Ratledge, Hopper en Wyatt werd voor dit album uitgebreid met vijf andere leden van de Canter- bury scene: het muziekgezelschap The Wilde Flowers.
'Third' bevat vier composities die elk ongeveer negentien minuten duren. Net zoals een beeld ooit een brok steen zonder structuur is geweest, zo begint opener ‘Facelift’ van Hopper met een orkaan van ogenschijnlijk onge- structureerde geluiden welke niets, maar dan ook niets met muziek te maken lijkt te hebben. Ik herinner mij dat vele van mijn muziekvrienden hier al afhaakten. Ik prijs mij gelukkig dat ik mij door mijn nieuwsgierigheid heb laten leiden en ben blijven luisteren.
De ‘herrie’ start met een steeds luider aanzwengelende basdreun, spoe- dig opgevolgd door onheilspellende orgeltonen die imponeren als water- druppels die elkaar achterna gaan. Ondertussen vraagt het vervormde, valse orgelgeluid van Ratledge steeds meer aandacht: het geluid, sterk vervormd door booster, komt tot stand door ogenschijnlijk willekeurig op de toetsen te rammelen. Dan volgt een vals gestemde viool als inleiding op het binnenhalen van steeds meer valse maar tegelijkertijd mooie geluiden van saxofoon, trombone en fluit. Als deze geluidsmuur tot steeds grotere intensiteit is aangewakkerd, blijkt dat er zich in de voorgaande minuten toch iets heeft ontwikkeld wat enigszins doet denken aan een melodie: de eerste contouren van het uiteindelijke beeldhouwwerk beginnen zichtbaar te worden. Kort na deze constatering start het ‘melodieuze gedeelte’ van ‘Facelift’.

Het voert te ver om alle sferen te beschrijven die de luisteraar onderweg tegenkomt. Ik kan echter niet om de de prachtige, gevoelige fluitsolo van Jimmy Hastings heen. Het typische Soft Machine geluid - de basstijl van Hopper of het orgelspel van Ratledge of misschien toch het subtiele geroffel van Wyatt - houdt de zaak echter bij elkaar zodat er ondanks de hetero- geniteit aan sferen en stijlen voortdurend cohesie blijft. ‘Facelift’ eindigt met langzaam vervagende, door orgel geproduceerde geluidseffecten: alsof de laatste restjes steen er als rafeltjes en randjes afgevijld worden.
‘Slightly all the Time’ is de voorbode van de richting die men na ‘Third’ zou inslaan: pure jazz(rock) vanwege de typische jazz ritmiek en de bla- zers. Toch is het te kort door de bocht om hier van louter jazz te spreken. De track is het best te betitelen als ‘Soft Machine op ontdekkingsreis in jazzland’. Elton Dean zorgt op altsax voor de romantische, dromerige sfeer terwijl de andere blazers de luisteraar plotseling doen swingen in een typisch jazz ritme. Kortom, ook hier veel afwisseling en contrasten.
‘The Moon in June’ is een typische Wyatt compositie: veel aandacht voor subtiel slagwerk en zijn prachtige typische stem die regelmatig een ‘pas de deux’ maakt met de door Ratledge geproduceerde orgeltonen. Ik vind het een uit de hand gelopen, zwoel, dromerig liefdeslied. De tekst doet surrealistisch aan met name door de ‘positiewisselingen’ van de zanger: de ene keer verhaalt hij van zijn gevoelens jegens zijn geliefde om vervolgens plotseling op het ‘hier-en-nu-niveau’ van de song te zitten. Een truc die Wyatt in zijn latere groep Matching Mole ook veelvuldig heeft toegepast.
Het album eindigt met het psychedelische ‘Out Bloody Rageous’ dat zowel aan begin en eind als ’minimal music’ benoemd kan worden. Daartussenin worden prachtige ‘maximal music’ melodieën gespeeld, die ontroeren, laten swingen en van geheimzinnigheid blijk geven. Deze compositie is als het prototype van de Soft Machine Sound uit de periode 1970 te beschouwen. De Bonus CD bij de remaster is een heruitgave van de eerder uitgebrachte CD ‘Live at the Proms 1970’. Ook dit schijfje is de moeite meer dan waard omdat het een prachtig voorbeeld is van een Soft Machine concert uit die tijd.
Hierna wordt ‘Fourth’ uitgebracht waarop hoorbaar is dat de band een andere richting is ingeslagen waarin jazz een steeds voornamer bestand- deel zal gaan vormen. Het speelse zo kenmerkende karakter van de muziek komt daarmee stilaan tot een eind om steeds meer plaats te gaan maken voor een serieuze ondertoon. Henk Vermeulen (07-2008)

Bezetting:
Robert Wyatt - drums, vocals
Hugh Hopper - bass guitar
Mike Ratledge - piano, organ
Gasten:
Nick Evans - trombone
Rab Spall - violin
Lyn Dobson - flute, soprano saxophone
Elton Dean - alto saxophone
Jimmy Hastings - flute, bass clarinet

Discografie (selectief):

Soft Machine (1968)
Volume Two (1969)
Third (1970)
Fourth (1971)
Fifth (1972)
Six (1973)
Seven (1973)
Bundles (1975)
Softs (1976)
Alive & Well Recorded In Paris (1978)
Land Of Cockayne (1981)
Rubber Riff (1994)
Spaced (1996)
Virtually (1997)
Noisette (2002)
Facelift (2002)
Soft Machine BBC Radio 1967-1971 (2003)
Soft Machine BBC Radio 1971-1974 (2003)